Veelgestelde vragen
Hier vindt u antwoord op de veelgestelde vragen over de Vangnetuitkering 2024 met betrekking tot de volgende onderwerpen:
1. Eigen risico, rechtmatigheid en financiële vereisten
Over 2024 moet sprake zijn van een tekort dat meer bedraagt dan 7,5% van de definitief over dat jaar toegekende gebundelde uitkering als bedoeld in artikel 69 Participatiewet. Over 2022, 2023 en 2024 moet sprake zijn van een gecumuleerd tekort dat meer bedraagt dan 7,5%, berekend over alleen de definitief over 2024 toegekende gebundelde uitkering als bedoeld in artikel 69 Participatiewet.
Hierbij is sprake van een getrapte vergoeding: over het tekort van meer dan 7,5% tot en met 12,5%, wordt 50% uitgekeerd en over het tekort meer dan 12,5%, wordt 100% uitgekeerd.
Voor de wijze van berekenen gaat u naar de paragraaf berekening en uitbetaling op de website.
Bij de berekening van het hierboven genoemde tekort worden de onrechtmatige bestedingen (zie vraag onrechtmatige bestedingen), voor zover deze de BADO-norm overschrijden, in mindering gebracht.
Begin 2024 wordt op de website van de commissie een tool VU 2024 gepubliceerd. Iedere gemeente kan met behulp van deze tool nagaan of zij voldoet aan de financiële toegangscriteria voor een vangnetuitkering. Ook kan de hoogte van de vangnetuitkering 2024 worden berekend per gemeente. Vervolgens kan de gemeente een inschatting maken of het indienen van een verzoek zinvol is. Hierbij moet worden opgemerkt dat de tool slechts een hulpmiddel is waarmee inzicht wordt geboden in de hoogte van de vangnetuitkering.
Bij het vangnet wordt alleen rekening gehouden met de fouten en onzekerheden die de accountant verplicht moet rapporteren op grond van artikel 5 van het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. Voor het vangnet geldt daarbij wel een uitzondering voor gemeenten met lasten van meer dan 1.000.000 euro. Voor deze gemeenten worden de netto lasten op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 verminderd met de bedragen die als fout en onzeker zijn aangemerkt en meer bedragen dan 125.000 euro, of, als dat meer is, 1 procent van de lasten.
Indien dit het geval is, vermeldt de accountant de geconstateerde bedragen in zijn verslag van bevindingen. De gerapporteerde bedragen worden in mindering gebracht op de netto lasten over 2024. Het bedrag dat resteert wordt gehanteerd voor de beoordeling of het tekort meer bedraagt dan 107,5% van het toegekende budget, en - indien dit het geval is - de vaststelling van de hoogte van de vanguitkering.
Om over 2024 in aanmerking te komen voor de vangnetuitkering moet worden voldaan aan de volgende financiële voorwaarden voor het tekort:
- over 2024 moet sprake zijn van een tekort dat meer bedraagt dan 7,5% van de definitief over dat jaar toegekende gebundelde uitkering als bedoeld in artikel 69 Participatiewet;
- over 2022, 2023 en 2024 moet sprake zijn van een gecumuleerd tekort dat meer bedraagt dan 7,5%, berekend over alleen de definitief over 2024 toegekende gebundelde uitkering als bedoeld in artikel 69 Participatiewet.
Onder gecumuleerd tekort wordt het volgende verstaan: de optelling van het resultaat in 2022, het resultaat in 2023 en het resultaat in 2024. Dit gecumuleerde tekort wordt vervolgens gedeeld door het budget van 2024 om te bepalen of voldaan wordt aan voorwaarde b.
In het onderstaande document staan twee rekenvoorbeelden die dit verder verduidelijken:
- Bepaling entree-eis meerjarig perspectief (VU 2024)
Gemeenten ontvangen op grond van de Participatiewet budget voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies. De gebundelde uitkering is een specifieke uitkering.
De BUIG was in 2009 een invoeringswet waarmee gerealiseerd werd dat verschillende geldstromen (toen nog de WWB, IOAW, IOAZ en de WWIK) werden gebundeld tot één geldstroom, vastgelegd in artikel 69 van de WWB, thans de Participatiewet.
Dit budget wordt in de (gemeente)praktijk ook wel het BUIG-budget (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) genoemd.
Er zijn geen gevolgen voor de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering. Dat zit zo: gemeenten ontvangen van het Rijk middelen voor het bekostigen van (bijstands)uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud ondernemers) en voor de inzet van loonkostensubsidie (LKS). Deze middelen worden ook wel ‘BUIG’ genoemd. Het deel van het macrobudget dat is bestemd voor de bijstandsuitkeringen wordt verdeeld met een objectief verdeelmodel (behalve voor gemeenten tot 15.000 inwoners). Het deelbudget voor loonkostensubsidie wordt vanaf 1 januari 2022 verdeeld op basis van de gerealiseerde uitgaven in het voorgaande jaar. De voorwaarden voor het vangnet hebben betrekking op het geheel aan budget en uitgaven voor bijstand en loonkostensubsidie, dus niet slechts voor het bijstandsdeel. De nieuwe wijze van budgetteren van loonkostensubsidie verandert niets aan die voorwaarden.
2. Rekentool VU 2024
Ook voor het vangnet 2024 zal een rekentool beschikbaar worden gesteld.
Naar verwachting zal deze op 15 juli 2024 op de website van de toetsingscommissie worden gepubliceerd. Deze tool betreft versie A.
Na 1 maart 2025 zal eveneens via de website de tool opnieuw beschikbaar worden gesteld waarin dan de voorlopige cijfers van de Beelden van de Uitvoering zijn opgenomen.
Na 15 augustus 2025 zal versie C worden gepubliceerd met daarin de definitieve Sisa-gegevens, waarmee de gemeente kan zien welk uitkeringsbedrag wordt toegekend indien de gemeente aan de overige voorwaarden voldoet.
3. Modelaanvraagformulier vangnetuitkering over 2024
Het aanvraagformulier VU 2024 wordt uiterlijk 1 januari 2025 gepubliceerd.
Nee. Het is van belang dat de toelichtende tekst blijft staan, zodat het voor colleges en gemeenteraad ook duidelijk is wat er van hen wordt verwacht. Ook de toelichtende teksten onderaan het formulier laat u staan.
De gemeente dient alle relevante informatie in het modelaanvraagformulier op te nemen. Om die reden is het niet nodig en niet mogelijk om bijlagen toe te voegen.
De commissie kreeg het signaal dat er gemeenten zijn die een externe partij inhuren om de aanvraag voor te bereiden en uit te voeren. Ook leefde bij sommige gemeenten het beeld dat de vragen in het modelaanvraagformulier zeer uitgebreid dienen te worden beantwoord. In de toelichting op het modelaanvraagformulier, is aangegeven dat het uitgangspunt van de aanvraag van de vangnetuitkering is dat elke gemeente – ongeacht het aantal inwoners – zelfstandig de aanvraag moet kunnen voorbereiden en indienen. Dat houdt in dat alleen het opstellen van de aanvraag geen reden is om een extern bureau te betrekken.
Het is aan het lokale bestuur hoe uitgebreid de vragen in het modelaanvraagformulier worden beantwoord, mits deze vragen maar worden beantwoord. De beantwoording van de vragen in het modelaanvraagformulier is verplicht.
Op de pagina ‘beoordeling en advisering’ over de VU 2024 licht de commissie een en ander toe.
4. Indiening verzoek door college van Burgemeester en Wethouders (B&W)
Het college van Burgemeester en Wethouders moet het verzoek indienen. De ondertekening kan alleen geschieden door burgemeester en secretaris namens het college. Indien de ondertekening geschiedt door een functionaris die gemandateerd is om voor de burgemeester of secretaris te tekenen dienen naam en functie duidelijk te worden vermeld.
De toekenning van een vangnetuitkering gebeurt uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente en nadat is vastgesteld dat aan alle geldende eisen wordt voldaan.
Het college kan het indienen van een verzoek tot vangnetuitkering niet overdragen aan het bestuur van een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het college moet een aanvraag om een vangnetuitkering zelf indienen, ook indien de gemeente de uitvoering van de Participatiewet aan een samenwerkingsverband heeft overgedragen.
Het is namelijk zo dat de wet- en regelgeving van de Participatiewet gebaseerd is op een budget en uitkering per gemeente en dat deze wet- en regelgeving geen ruimte biedt voor een wijziging waarbij ook een Gemeenschappelijke Regeling een aanvraag kan indienen. Dit geldt eveneens voor het indienen van aanvullende informatie. Dit dient eveneens door het college te geschieden. Dit laatste zal ook worden opgenomen in het beoordelingskader en op de website.
Het college van Burgemeester en Wethouders is verantwoordelijk voor de indiening van het verzoek om een vangnetuitkering. Dat betekent ook dat het college verantwoordelijk is voor het geven van een reactie op een uitvraag vanuit de Toetsingscommissie. Het beantwoorden van een uitvraag kan het college niet overdragen aan een Gemeenschappelijke Regeling. Uit de reactie van de gemeente moet blijken dat het college van Burgemeester en Wethouders het er mee eens is.
Het is namelijk zo dat de wet- en regelgeving van de Participatiewet gebaseerd is op een budget en uitkering per gemeente en dat deze wet- en regelgeving geen ruimte biedt voor een wijziging waarbij ook een Gemeenschappelijke Regeling aanvullende informatie kan aanleveren. Dit dient door het college te geschieden. Dit laatste zal ook worden opgenomen in het beoordelingskader en op de website.
5. Analyse van de oorzaken van tekort
Bij het maken van een analyse van het tekort wordt gekeken naar de oorzaken en omvang van het tekort.
Wat zijn de redenen dat het tekort is ontstaan en/of groter werd? Hierbij kunnen verschillende oorzaken worden genoemd, die samen een verklaring bieden voor een dergelijke omvang van het tekort.
De gemeente kan bijvoorbeeld ingaan op de redenen van de toename van de instroom, de opbouw en structuur van het zittende bestand, en de redenen van stagnatie in de uitstroom. Het formulier vraagt om in te gaan op factoren die het college kan beïnvloeden. U kunt hierbij gebruik maken van de rekentool verdeelmodel bijstandsbudgetten 2024 en/of de Benchmark van Divosa. Indien de gemeente in voorgaande jaren ook een tekort had, dan kan het college dat tekort betrekken in de analyse. U kunt de analyse schrijven over een vermoedelijk tekort of over een definitief tekort.
Het antwoord is dat het vooral gaat om de afgelopen drie jaar en vooral het afgelopen jaar. Het belangrijkste punt is dat als uit de analyse blijkt dat bepaalde maatregelen een beperkt of geen effect hebben dat dit voor het college een reden kan zijn om de maatregel te heroverwegen en niet langer mee te nemen bij het pakket te treffen maatregelen voor het lopende jaar en volgende jaren.
6. Maatregelen om tot tekortreductie te komen
Die afweging is aan het lokaal bestuur. Van het college wordt verwacht om te analyseren wat de oorzaken zijn van het tekort, wat hieraan inmiddels is gedaan en wat hiervan de effecten per jaar zijn. En vervolgens of het, in dat licht, al dan niet nodig is om tot extra maatregelen te komen ten einde het tekort verder te reduceren.
Daarnaast wordt de suggestie gedaan om bij de beantwoording van onderdeel B van het modelaanvraagformulier onderscheid te maken tussen eerder getroffen maatregelen (voorafgaande jaren) en nieuwe (nog te treffen, lopende het jaar tot indiening).
In alle gevallen dient het college maatregelen te nemen om het tekort te reduceren. Dat kunnen ook bestaande maatregelen zijn die in hun effect meerjarig doorlopen.
Nee, het aankondigen van maatregelen die nog genomen zullen worden is niet voldoende.
In het Besluit Participatiewet (artikel 10, eerste lid, onderdeel d, BPw) staat dat een vangnetuitkering wordt verleend indien het college verklaart dat “het maatregelen heeft getroffen om te komen tot tekortreductie”. Daarnaast gelden nog andere voorwaarden om een vangnetuitkering te verlenen. Zie: Voorwaarden.
Zie ook de vraag: In welke periode moet om instemming van de raad worden gevraagd en dient het college maatregelen te treffen, voor een verzoek om een vangnetuitkering over 2024?
Onze gemeente heeft een groot tekort en we verwachten komende jaren het vangnet te moeten aanspreken. We hebben onlangs een uitgebreid meerjarig beleidsplan opgesteld, dat mede tot stand is gekomen door externe consultatie. Moeten we bij toekomstige aanvragen nieuwe externe maatregelen treffen? In onze ogen is het beter om dit uitgebreide plan te laten landen in de uitvoering; dus niet volgend jaar weer met een nieuwe externe maatregel te komen.
Die afweging is aan het lokaal bestuur. Van het college wordt verwacht om te analyseren wat de oorzaken zijn van het tekort, wat hieraan inmiddels is gedaan en wat hiervan de effecten per jaar zijn. En vervolgens of het, in dat licht, al dan niet nodig is om tot extra maatregelen te komen ten einde het tekort verder te reduceren.
In alle gevallen dient het college maatregelen te nemen om het tekort te reduceren. Dat kunnen ook bestaande maatregelen zijn die in hun effect meerjarig doorlopen.
7. Interne en externe maatregelen
Indien maatregelen tot stand komen zonder inbreng van externen worden zij als intern aangemerkt.
Indien maatregelen met een duidelijk herkenbare inbreng van externen (dus personen of organisaties buiten de eigen gemeente) tot stand komen worden ze als extern aangemerkt. Voorbeelden hiervan zijn:
- gebruik maken van goede voorbeelden van andere gemeenten;
- gebruik maken van kennis van een kennisgroep of leercirkel;
- gebruik maken van de signalen op basis van benchmarking;
- advies van een adviesbureau of maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn geformuleerd;
- of maatregelen die op andere wijze tot stand zijn gekomen met een duidelijk herkenbare inbreng van externen (dus personen of organisaties buiten de eigen gemeente).
Om in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering over 2024, moeten gemeenten die over 2022 en/of 2023 een vangnetuitkering is verleend, interne en externe maatregelen treffen. Op welke manier wordt getoetst of daadwerkelijk externe maatregelen zijn getroffen?
De commissie beoordeelt dit als volgt:
- De commissie moet kunnen vaststellen welke interne - en externe maatregelen het college heeft getroffen.
- De beoordeling hiervan verloopt overeenkomstig met die van een basisverzoek, met het verschil dat het college nu niet alleen interne maar ook externe maatregelen moet nemen en dat het college verklaart dat de maatregelen leiden tot een verdere reductie van het tekort.
- De commissie toetst hierbij op de aanwezigheid van een heldere en transparante beschrijving van de externe maatregelen en de wijze waarop tot deze maatregelen is gekomen, zodat de commissie kan vaststellen op basis van de door de gemeente gegeven informatie dat deze maatregelen daadwerkelijk extern van aard zijn. De commissie toetst dit door na te gaan of antwoord is gegeven op de volgende drie vragen:
a) Wat is (zijn) de externe bron(nen) (partij of ‘schriftelijke’ informatie) voor deze maatregel geweest?;
b) Welk inzicht bij de gemeente is gekregen door die externe partij of externe ‘schriftelijke’ informatie?;
c) Welke externe maatregel is getroffen naar aanleiding van de conclusie(s) uit deze consultatie?
De toetsingscommissie toetst procedureel (of de beantwoording door het college antwoord geeft op de gestelde vraag) en niet inhoudelijk. Dat laatste is voorbehouden aan het lokale bestuur.
De Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) of RSD (al dan niet een gemeenschappelijke regeling) voeren namens de aangesloten gemeenten de Participatiewet uit. De gemeente zelf vraagt echter een vangnetuitkering aan. Is de ISD of RSD daarmee te beschouwen als externe partij?
Externe consultatie betekent consultatie met een organisatie buiten de gemeente. In geval van een gemeenschappelijke regeling (ISD of RSD) is er sprake van een gemeenschappelijk beleid en uitvoering voor alle aangesloten gemeenten. Dat betekent dat consultatie van gemeenten die onderdeel uitmaken van een gemeenschappelijke regeling niet als extern wordt gezien.
Dit ligt anders voor een SW-bedrijf omdat hier ook sprake kan zijn van privatisering, waardoor verantwoordelijkheden en bevoegdheden anders kunnen worden belegd. Om die reden wordt consultatie van het SW-bedrijf wel gezien als externe consultatie.
Een externe partij is een persoon of organisatie buiten de eigen gemeentelijke organisatie, en buiten de eigen gemeenschappelijk regeling (ISD, RSD). Het SW-bedrijf geldt als externe partij (zie ook de vraag over ISD, RSD en SW-bedrijf). Andere partijen die gelden als externe partij, zijn:
- andere gemeenten;
- Divosa;
- UWV;
- onderzoeksinstituten;
- onderzoeksbureau of adviesbureaus.
U dient vervolgens wél te beschrijven hoe het consulteren van de externe partij leidde tot de getroffen maatregel.
Het is aan het lokaal bestuur om te bepalen hoeveel maatregelen het moet treffen om het tekort verder te reduceren. Dat houdt in dat de toetsingscommissie nagaat of het college één dan wel meerdere externe maatregelen heeft getroffen. Het is aan het college en de gemeenteraad om na te gaan of en te beschrijven dat de getroffen maatregelen tezamen het tekort verder reduceren (zie onderdeel effecten op het aanbiedingsformulier).
Nee, het gaat er bij de externe maatregelen niet om wie de maatregel uitvoert, maar het gaat er om dat de eigen gemeente bij een externe partij informatie ophaalt, op basis waarvan de gemeente een maatregel treft. Om te beoordelen of er sprake is van een externe maatregel, gaat de commissie na of de gemeente bij de beschrijving van de externe maatregel een antwoord geeft op de volgende drie vragen:
a) Wat is (zijn) de externe bron(nen) (partij of ‘schriftelijke’ informatie) voor deze maatregel geweest?;
b) Welk inzicht bij de gemeente is gekregen door die externe partij of externe ‘schriftelijke’ informatie?;
c) Welke externe maatregel is getroffen naar aanleiding van de conclusie(s) uit deze consultatie?
Om na te gaan of sprake is van een externe partij, zie het antwoord op de vraag onder de vraag ‘Welke partijen worden gezien als extern?’.
8. Rol gemeenteraad
Bij het indienen van het verzoek moet het college verklaren dat het maatregelen heeft getroffen om tot tekortreductie te komen. Deze verklaring moet de instemming hebben van de gemeenteraad. Ook moet deze verklaring worden toegelicht, zoals gevraagd in het aanvraagformulier (op het formulier de onderdelen A, B en C).
Het college vraagt de gemeenteraad om in te stemmen met de verklaring van het college. Met deze instemming bevestigt de gemeenteraad dat het college inzicht heeft gegeven in de maatregelen die zijn getroffen om het tekort te reduceren.
De gemeenteraad stemt in met de verklaring van het college. Daarmee bevestigt de gemeenteraad dat het college:
- Voldoende duidelijk heeft gemaakt wat de oorzaken zijn van het tekort.
- Voldoende duidelijk heeft gemaakt dat dit pakket van maatregelen afdoende is om de geschetste problemen aan te pakken.
- Voldoende duidelijk heeft gemaakt dat dit pakket van maatregelen tezamen leidt tot een beoogde tekortreductie, waarbij het effect van deze maatregelen kwantitatief dan wel kwalitatief is beschreven en inzichtelijk is gemaakt.
De toetsingscommissie heeft een checklist (pdf, 190 KB) voor raadsleden gemaakt, waarmee raadsleden de verklaring inhoudelijk kunnen controleren.
De toetsingscommissie heeft een checklist (pdf, 190 KB) gemaakt voor gemeenteraadsleden. Het is een handzaam lijstje vragen en aandachtspunten. Raadsleden kunnen dit lijstje gebruiken bij het beoordelen van de vangnetaanvraag van het college. Deze checklist is opgesteld in samenwerking met raadsleden uit verschillende gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden.
9. Instemming gemeenteraad
Voor een vangnetuitkering over 2024 ligt de periode waarin om instemming moet worden gevraagd en waarin het college maatregelen dient te treffen in het tekortjaar en het jaar daarna, tot het moment van indiening van het verzoek. Houd er rekening mee dat de aanvraag uiterlijk 15 augustus 2025 moet worden ingediend bij de toetsingscommissie.
Om in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering over 2024 moet het college verklaren dat het maatregelen heeft getroffen om te komen tot tekortreductie (Besluit Participatiewet, artikel 10, lid 1d). Deze verklaring moet de instemming hebben van de gemeenteraad.
Met de instemming van de gemeenteraad stelt de gemeenteraad vast dat het college inzicht heeft gegeven in de maatregelen die zijn getroffen om het tekort te reduceren. De instemming van de gemeenteraad heeft betrekking op de juistheid van de verklaring van het college en niet op een inhoudelijk oordeel van de gemeenteraad. Met de instemming bevestigt de gemeenteraad dat het college:
- voldoende duidelijk heeft gemaakt wat de oorzaken zijn van het tekort;
- voldoende duidelijk heeft gemaakt dat dit pakket van maatregelen afdoende is om de geschetste problemen aan te pakken;
- voldoende duidelijk heeft gemaakt dat dit pakket van maatregelen tezamen leidt tot een beoogde tekortreductie, waarbij het effect van deze maatregelen kwantitatief dan wel kwalitatief is beschreven en inzichtelijk is gemaakt.
Bij de VU 2015 en VU 2016 was dit instemmingvereiste er nog niet. Voor die jaren gold dat het voldoende was om de gemeenteraad te informeren. Vanaf de VU 2017 kennen we de instemmingsvereiste van de gemeenteraad.
Nee, dat is voor de vangnetuitkering geen vereiste.
In de wetgeving (art. 10, eerste lid, onderdeel d, BPw) staat dat een vangnetuitkering wordt toegekend indien het college heeft verklaard dat het maatregelen heeft getroffen om te komen tot tekortreductie en deze verklaring de instemming heeft van de gemeenteraad.
Aan de wijze van instemming zijn geen nadere eisen gesteld. Daarnaast gelden nog andere voorwaarden voor het verlenen van een vangnetuitkering. Zie Voorwaarden 2023.
De aanvraag biedt geen ruimte om het raadsbesluit toe te voegen. Ook is het niet nodig en niet mogelijk om bijlagen toe te voegen.
Wel wordt gevraagd een samenvatting van de opvattingen van de raad te geven in de aanvraag.
Verder dienen de voorzitter van de raad en de griffier de aanvraag te ondertekenen.
In de informatie voor raadsleden legt de VNG uit wat de voorwaarden zijn, wat de procedure is en wat de rol van de gemeenteraad hierbij is.
Zie de website van de VNG voor de uitleg voor raadsleden.
10. Uitbetaling van de vangnetuitkering
SZW betaalt een toegekende vangnetuitkering over 2024 uit in het eerste kwartaal van 2026.
De bekostiging van de vangnetuitkeringen geschiedt uit het macrobudget Participatiewet van 2026.
11. Procedure 2023 in relatie tot 2024 e.v.
Nee, indien een college – om wat voor reden dan ook – ervan heeft afgezien een vangnetuitkering over 2024 aan te vragen, heeft dat geen gevolgen voor een eventueel beroep op de vangnetuitkering over 2025 en de jaren daarna.
Indien een college geen aanvraag voor een vangnetuitkering over 2024 doet, verspilt het daarmee dus niet het recht op een vangnetuitkering over 2025 of daarna. Bij de oude IAU en de MAU (voor 2015) kon dat wel zo zijn, maar bij de vangnetuitkering is dat niet meer aan de orde.
12. Gemeentelijke fusie, herindeling en aanvraag VU 2024
Een aantal gemeenten fuseert tot een nieuwe gemeente per 1 januari 2024. Klopt het dat om voor de vangnetuitkering in aanmerking te komen de nieuw gevormde gemeente voor de voormalige gemeenten een verzoek om een vangnetuitkering dient in te dienen?
Ja, dat klopt. De nieuw gevormde gemeente kan namens de voormalige gemeenten die in de nieuw gevormde gemeente zijn opgegaan een aanvraag indienen.
Om voor een vangnetuitkering in aanmerking te komen moet aan de eis voldaan worden dat het tekort in het tekortjaar zelf en het gecumuleerde tekort over drie jaren beide groter moeten zijn dan de eigen risicogrens. Op 1 januari 2025 gaan drie gemeenten herindelen naar een nieuw gevormde gemeente. Hoe gaat de commissie om met het gecumuleerde tekort als de nieuwe gemeente over 2024 een vangnetuitkering zou aanvragen? Worden dan de resultaten (tekorten en overschotten) over de jaren 2022 en 2023 van de drie individuele gemeenten bij elkaar geteld om het gecumuleerd tekort vast te stellen? Of geldt daar een andere systematiek voor?
Voor een vangnetuitkering over 2024 zal de toetsingscommissie kijken naar de resultaten van de drie individuele gemeenten over de jaren 2022 en 2023, samen met het resultaat van de nieuwe gemeente over 2024. Deze worden bij elkaar opgeteld om het gecumuleerd tekort vast te stellen.
Zomer 2018 is de regelgeving hierop aangepast. In het Besluit Participatiewet staat per 1-1-2019:
Bij een wijziging van de gemeentelijke herindeling wordt voor de bepaling van een vangnetuitkering uitgegaan van een redelijke inschatting van de situatie zoals die zou zijn geweest als de instelling, splitsing of opheffing van gemeenten in de van belang zijnde jaren al was ingegaan.
Van het modelaanvraagformulier bestaan twee versies: ‘basisverzoek’ en ‘uitgebreid verzoek’.
De versie die u moet gebruiken is afhankelijk van het volgende:
- indien uw gemeente zowel over 2022 als over 2023 geen vangnetuitkering is verleend, gebruikt u de versie ‘basisverzoek’.
- indien uw gemeente over 2022 en/of over 2023 wel een vangnetuitkering is verleend, gebruikt u de versie ‘uitgebreid verzoek’.
De verklaring van het college verschilt tussen een ‘basisverzoek’ en een ‘uitgebreid verzoek’.
In de tool vangnetuitkering 2024 kunt u ook zien voor welk formulier uw gemeente in aanmerking komt en wordt u naar het betreffende formulier geleid.
Fusie en/of herindeling
Voor gemeenten waar sprake is van een fusie of herindeling geldt het volgende: De rechten en plichten van een gemeente (waaraan in één van de twee voorafgaande jaren een vangnetuitkering is verleend), die tevens betrokken is bij de fusie en/of herindeling worden overgenomen door de nieuw gevormde gemeente. Met andere woorden: als aan een ‘oude’ gemeente in 2023 (dus m.b.t. de VU 2022) en/of in 2024 (dus m.b.t. de VU 2023) een vangnetuitkering is verleend, dan geldt voor de nieuwe gevormde gemeente dat zij, bij de aanvraag voor de VU 2024, gebruik moet maken van het formulier ‘uitgebreid verzoek’.
Bij een herindeling gaat het recht op een VU in zijn geheel over naar één rechtsopvolger. Dat is in de praktijk de gemeente met het grootste aandeel, die ook de aanvraag voor een vangnetuitkering indient. Bij de gemeenten die heringedeeld worden naar meerdere gemeenten worden in veel gevallen de afspraken over geldstromen vastgelegd in een herindelingswet. Deze afspraken gelden ook voor de vangnetuitkering.
Indien een gemeente die over 2024 in aanmerking had willen komen voor een vangnetuitkering maar is opgeheven als gevolg van een gemeentelijke herindeling, dient het college van de nieuwe gemeente het verzoek voor die opgeheven gemeente te doen.
13. Beschikbaarheid tools
Deze tool kent drie verschillende versies (versie A, versie B en versie C).
A. In versie A wordt uitgegaan van gegevens die op dat moment alleen bij de gemeente zelf bekend zijn. Versie A wordt rond 1 april 2024 verwacht.
B. In versie B wordt uitgegaan van de cijfers uit Beelden van de Uitvoering. Versie B wordt rond 1 april 2025 verwacht.
C. In versie C wordt uitgegaan van de definitieve SiSa-gegevens. Versie C wordt rond 1 oktober 2025 verwacht.
De tool geeft inzicht in de vraag of een gemeente aan de financiële toegangsdrempel voldoet, hoe hoog de vangnetuitkering zou zijn en welk aanvraagformulier (basis dan wel uitgebreid) de gemeente dient te gebruiken.